De Zaak Brusselmans
Er ontstond veel ophef over een column van de Vlaamse auteur Herman Brusselmans in het tijdschrift Humo. In de column beschreef Brusselmans een gewelddadige fantasie waarin hij, na het zien van beelden van een Palestijns kind dat zijn moeder onder het puin zoekt, uit woede elke Jood die hij tegenkomt zou willen neersteken. Hij benadrukte dat niet alle Joden gewelddadig zijn, maar zijn tekst wekte veel verontwaardiging.
In NRC was te lezen dat de Israëlische ambassadeur in België en de European Jewish Association klachten indienden tegen Brusselmans wegens “aanzetten tot moord”. De column leidde tot een internationale mediastorm, met berichten in onder andere de Amerikaanse nieuwszender CNN. Brusselmans, bekend om zijn grove en satirische stijl, verdedigde zich door te zeggen dat zijn woorden overdrachtelijk bedoeld waren en niet letterlijk. Desondanks haalde de redactie van Humo de column offline om verdere schade te voorkomen.
De controverse bleef voortduren, en het Forum der Joodse Organisaties (FJO) en mensenrechtenorganisatie Unia kondigden aan juridische stappen te ondernemen. Het parket van Oost-Vlaanderen onderzoekt of Brusselmans met zijn column de Belgische antiracismewet heeft overtreden door aan te zetten tot haat tegen een bevolkingsgroep.
Interlocutor: John Stuart Mill
John Stuart Mill (1806–1873) was een invloedrijke Britse filosoof uit de 19e eeuw. Hij was een fervent voorstander van vrijheid van meningsuiting. In zijn beroemde werk “On Liberty” betoogde hij dat de vrijheid om ideeën te uiten essentieel is voor de vooruitgang van de samenleving, zelfs als die ideeën onwelgevallig of controversieel zijn.
Het voorleggen van de kwestie rondom Herman Brusselmans’ controversiële column aan Mill is bijzonder interessant omdat het raakt aan kernvragen over de grenzen van vrijheid van meningsuiting, een onderwerp waar Mill uitgebreid over heeft geschreven. In het debat rond Brusselmans gaat het niet alleen om de ethische grenzen van humor en satire, maar ook om de vraag of zulke uitingen, die als aanstootgevend en potentieel haatzaaiend kunnen worden gezien, moeten worden toegestaan in een vrije samenleving.
In de media is te horen dat de kwestie zal worden voorgelegd aan de rechter. Die zal zich uiteindelijk ook baseren op grondslagen die Mill onderzocht.
Stel dat we de mogelijkheid hadden om John Stuart Mill deze kwestie voor te leggen. Welke inzichten zouden we krijgen, gebaseerd op de “On Liberty”, als hij als stem uit het verleden het woord zou krijgen en we een tijdloze dialoog konden voeren?
John Stuart Mill: Initiële reflectie
De kwestie die hier wordt aangeroerd, is zeer complex en raakt aan fundamentele principes van de vrijheid van meningsuiting en de grenzen daarvan, evenals aan de diepe en vaak tere kwesties van religie en etniciteit. In mijn werk heb ik betoogd dat vrijheid van meningsuiting essentieel is voor de vooruitgang van de waarheid en de ontwikkeling van een gezonde democratische samenleving. Echter, deze vrijheid is niet onbegrensd; ze moet zorgvuldig worden afgewogen tegen de schade die dergelijke uitingen kunnen veroorzaken.
De uitspraken van Herman Brusselmans, zoals beschreven, bevatten een beeldende en gewelddadige retoriek die begrijpelijkerwijs als zeer kwetsend en bedreigend kan worden ervaren door de Joodse gemeenschap. Hoewel de auteur en de adjunct-hoofdredacteur beweren dat deze woorden niet letterlijk bedoeld waren, moeten we erkennen dat woorden kracht hebben en dat ze, zelfs wanneer ze overdrachtelijk zijn bedoeld, kunnen bijdragen aan een klimaat van haat en intolerantie.
Het aanzetten tot geweld of het uiten van haatdragende opvattingen tegen een specifieke bevolkingsgroep is een ernstige zaak en kan niet lichtvaardig worden weggezet als slechts een vorm van expressie. Er is een verschil tussen het uiten van een controversiële mening en het aanwakkeren van haat en geweld.
In een vrije samenleving moeten we ruimte laten voor scherpe en kritische meningsuiting, zelfs wanneer deze ons diep kwetst of uitdaagt. Maar tegelijkertijd moeten we ook verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen van onze woorden en ervoor zorgen dat onze uitingen niet leiden tot daadwerkelijke schade of onrechtvaardigheid jegens anderen. De balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid is delicaat en vereist voortdurende waakzaamheid en besef van de impact van onze woorden.
Het is aan de rechterlijke macht om te bepalen of Brusselmans’ uitspraken daadwerkelijk de grens van wettelijkheid hebben overschreden, maar los daarvan moeten we als samenleving streven naar een discours dat, hoewel vrij en open, ook respectvol en verantwoordelijk blijft.
Mijn verzoek om verheldering
Volgens mij vergist u zich. Bij mijn weten maakte u altijd het onderscheid tussen mentale schade en fysieke schade. Alleen fysieke schade begrenst de vrijheid van meningsuiting, en niet mentale schade. Kunt u mij dat uitleggen?
Tweede Reflectie
U heeft gelijk dat ik in mijn werk een onderscheid maak tussen mentale en fysieke schade, en dat ik betoog dat alleen fysieke schade een rechtvaardiging kan zijn voor beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Zoals ik in “On Liberty” heb uiteengezet, is het principe dat “het enige doel waarvoor macht rechtmatig kan worden uitgeoefend over enig lid van een beschaafde gemeenschap, tegen zijn wil, is om schade aan anderen te voorkomen.” Dit principe richt zich voornamelijk op fysieke schade en directe schade aan anderen.
Mentale of emotionele schade, hoe pijnlijk ook, valt binnen de sfeer van persoonlijke vrijheid en autonomie. Het is een onvermijdelijk gevolg van het leven in een samenleving waar mensen uiteenlopende en vaak tegenstrijdige meningen en overtuigingen hebben. Vrijheid van meningsuiting is cruciaal, juist omdat het ons in staat stelt om deze uiteenlopende meningen te horen, te bekritiseren en te bediscussiëren.
Echter, dit principe betekent niet dat we onverschillig moeten staan tegenover de gevoelens van anderen of dat we geen verantwoordelijkheid moeten nemen voor de impact van onze woorden. Het betekent wel dat we in een vrije samenleving moeten accepteren dat meningen die ons diep kwetsen of beledigen, nog steeds mogen worden geuit, zolang ze geen directe fysieke schade aanrichten of oproepen tot geweld.
In het geval van Herman Brusselmans is het dus cruciaal om te beoordelen of zijn woorden daadwerkelijk oproepen tot fysiek geweld. Als ze dat doen, dan overschrijden ze de grens van wat toelaatbaar is binnen de vrijheid van meningsuiting. Indien ze dat niet doen, dan vallen ze onder de bescherming van die vrijheid, hoe onaangenaam of pijnlijk ze ook mogen zijn voor sommigen.
Kortom, terwijl mentale schade op zichzelf geen rechtvaardiging is voor het beperken van meningsuiting, moeten we altijd zorgvuldig overwegen of uitingen rechtstreeks oproepen tot fysieke schade of geweld.
Mijn tweede verzoek om verheldering
In On Liberty lijkt u te zeggen dat als iemand ons ongenoegen wekt, we het recht hebben om onze afkeer te uiten en ons van die persoon te distantiëren, alsof we hem “cancelen”. U lijkt te suggereren dat we zelfs actief zouden moeten overwegen om die persoon sociaal uit te sluiten wanneer hij ons tegenstaat.
Betekent dit dat u begrip heeft voor de zogenaamde “cancel-cultuur”?
Derde reflectie
De passage die u aanhaalt uit “On Liberty” benadrukt het onderscheid tussen persoonlijke afkeuring en maatschappelijke straf. Het idee is dat, hoewel we ons recht om ons af te keren van iemand die ons onwelgevallig is mogen uitoefenen, we niet verder moeten gaan door actief te proberen die persoon het leven moeilijk te maken, tenzij er sprake is van een schending van de rechten van anderen.
Wat betreft de zogenaamde “cancel-cultuur”, is het belangrijk om te begrijpen dat er een verschil is tussen het uiten van afkeuring of het kiezen om iemand niet meer te steunen, en het actief proberen om iemands leven te ruïneren of hun mogelijkheden tot zelfverbetering te vernietigen. De vrijheid om onze voorkeuren en afkeuringen te uiten is een essentieel onderdeel van een vrije samenleving, maar het moet niet uitmonden in een vorm van maatschappelijke straf die verder gaat dan wat gerechtvaardigd is door de daadwerkelijke schade die is aangericht.
Wanneer “cancel-cultuur” betekent dat mensen hun steun terugtrekken of besluiten geen zaken meer te doen met iemand vanwege hun uitingen of gedrag, valt dit binnen de sfeer van persoonlijke vrijheid en keuze. Echter, wanneer het betekent dat er gecoördineerde pogingen worden ondernomen om iemands carrière of persoonlijke leven te vernietigen, kan dit problematisch worden. Het doel zou moeten zijn om, waar mogelijk, te streven naar begrip, dialoog en het corrigeren van fouten, in plaats van het opleggen van onnodige straf.
In het licht van mijn filosofie, is het belangrijk om te erkennen dat mensen fouten maken en dat de samenleving een rol zou moeten hebben in het helpen van individuen om van deze fouten te leren en zich te verbeteren. Het onverbiddelijk straffen van mensen voor hun uitingen, zonder ruimte te laten voor verzoening en groei, zou in strijd zijn met het ideaal van een vrije en rechtvaardige samenleving.
Klik hier voor meer uitleg over de totstandkoming van dit artikel.