Erfbelasting als rechtvaardige herverdeling

Jeremy Bentham als 42-jarige op kantoor (afbeelding: MidJourney, nav)

In meerdere kranten verschijnen artikelen over het recht en onrecht van erfbelasting. Het is onder andere een geliefd onderwerp voor columnist Sander Schimmelpenninck in De Volkskrant. Dick Timmer, universitair docent politieke filosofie en ethiek aan de technische universiteit in Dortmund, schreef een artikel in NRC. Daarin bespreekt hij de rol van erf- en schenkbelasting in het aanpakken van vermogensongelijkheid in Nederland, vooral in het licht van de komende miljarden die de komende tien jaar via erfenissen en schenkingen zullen worden overgedragen. Timmer benadrukt dat erfenissen en schenkingen aanzienlijk bijdragen aan de ongelijkheid in vermogen, aangezien de grootste erfenissen vaak bij de meest vermogende groepen terechtkomen. Om deze toenemende ongelijkheid tegen te gaan, stelt de auteur voor dat iedereen een belastingvrij bedrag van één of twee ton mag ontvangen, waarna een progressief belastingtarief zou moeten gelden voor hogere bedragen.

Timmer wil ook het argument weerleggen dat erfbelasting een vorm van dubbele belasting zou zijn. Dit bezwaar beschouwt hij als misleidend, omdat inkomen uit erfenissen voor de ontvanger nieuw inkomen is, waarover nog geen belasting is betaald. Bovendien, zo stelt de auteur, is het gebruikelijk dat geld meerdere keren wordt belast, zoals het geval is bij inkomstenbelasting en btw. Het artikel pleit ervoor dat belastingen moeten worden gezien in het kader van hun cumulatieve effect en benadrukt dat de erfbelasting cruciaal is om ervoor te zorgen dat iedereen zijn of haar eerlijke deel bijdraagt aan de samenleving.

De auteur wijst erop dat de rijkste mensen vaak manieren vinden om hun belastingdruk te verlagen, waardoor de kloof tussen rijk en arm verder toeneemt. Om deze ongelijkheid aan te pakken, wordt er gepleit voor een serieuze erf- en schenkbelasting die niet alleen de verdeling van rijkdom eerlijker maakt, maar ook de structurele problemen van belastingontwijking door de meest vermogenden tegengaat. Zo kan de ontwrichtende impact van vermogensoverdrachten op de samenleving worden beperkt.

Interlocutor: Jeremy Bentham

Jeremy Bentham (1748–1832) was een Britse filosoof, jurist en sociaal hervormer, en wordt beschouwd als de grondlegger van het utilitarisme, een ethische theorie die stelt dat de morele waarde van een handeling wordt bepaald door het grootste geluk voor het grootste aantal mensen. Bentham’s werk richtte zich op het verbeteren van sociale rechtvaardigheid en het hervormen van het rechtssysteem, waarbij hij pleitte voor wetten en beleid die het algemene welzijn bevorderen.

Jeremy Bentham was overtuigd van de gelijkheid van vrouwen, wat voortkwam uit dat hij zich jong realiseerde dat vrouwen destijds een wettelijk ondergeschikte positie hadden. Bentham onderhield correspondentie met invloedrijke figuren zoals Adam Smith, en met James Mill en diens zoon John Stuart Mill. Met James Mill richtte hij de Westminster Review op, een platform voor de “Filosofische radicalen”. Daarmee had hij aanzienlijke invloed op het Britse publieke leven. Hoewel hij al 78 was toen het University College London (UCL) werd opgericht, en hij daar geen actieve rol bij speelde, wordt algemeen aangenomen dat zijn ideeën de oprichting ervan inspireerden. Het was de eerste universiteit in Engeland die onderwijs toegankelijk maakte voor een breder publiek, ongeacht ras, geloof of politieke overtuiging, een visie die nauw aansloot bij Benthams idealen.

Bentham zit opgezet in een nis in University College London. Daarom is zijn beeltenis vooral bekend als oude man. Er is ook een portret van hem op ongeveer 42-jarige leeftijd. Dat is gebruikt als inspiratie voor de afbeelding bij dit artikel.

Bentham’s werk is relevant voor de kwestie van erf- en schenkbelasting omdat zijn utilitaristische benadering een sterke nadruk legt op het maximaliseren van het collectieve welzijn. In de context van vermogensoverdracht van generatie op generatie zou Bentham waarschijnlijk pleiten voor belastingen die bijdragen aan het verminderen van ongelijkheid, omdat extreme ongelijkheid het algemene welzijn kan ondermijnen. Zijn focus op rechtvaardigheid en hervorming maakt zijn werk bijzonder geschikt voor het overwegen van beleid dat erop gericht is om de welvaart eerlijker te verdelen en sociale harmonie te bevorderen.

Stel dat we de mogelijkheid hadden om Bentham deze kwestie voor te leggen. Welke inzichten zouden we krijgen, gebaseerd op “A Fragment on Government” (1776), “Defence of Usury” (1787), “An Introduction to the Principles of Morals and Legislation” (1789), “Traités de legislation civile et pénale” (1802) en zijn onvoltooide “The Constitutional Code” (1830), als hij als stem uit het verleden het woord zou krijgen en we een tijdloze dialoog konden voeren?

Jeremy Bentham: Initiële reflectie

De kwestie van erf- en schenkbelasting is inderdaad een significant onderwerp, vooral in het kader van rechtvaardigheid en de verdeling van rijkdom in de samenleving. Zoals ik eerder heb betoogd, is het van essentieel belang om de ongelijkheid in rijkdom te minimaliseren, aangezien dit direct bijdraagt aan het vergroten van het algemeen welzijn.

Wanneer rijkdom van de ene generatie op de volgende wordt overgedragen zonder adequate belastingheffing, versterkt dit de bestaande ongelijkheden. De rijkdom concentreert zich dan steeds meer in de handen van enkelen, hetgeen niet alleen een onrechtvaardige verdeling van middelen veroorzaakt maar ook de sociale cohesie ondermijnt.

In mijn werk “The Constitutional Code” heb ik benadrukt dat het principe van gelijkheid vereist dat de welgestelden worden beperkt in hun vermogen om de armen te schaden door de macht die inherent is aan hun rijkdom. Door middel van belastingen kan de staat de rijkdom meer gelijkmatig verdelen en zodoende de prikkels voor productieve arbeid en zuinigheid in stand houden, zonder de onrechtvaardige voordelen van grote vermogensoverdrachten te versterken.

Wat betreft de rol van de staat, is het de plicht van de wetgever om een systeem te creëren dat zowel de lasten als de lusten van de samenleving eerlijk verdeelt. Erf- en schenkbelasting spelen hierin een cruciale rol. Het progressieve belastingtarief, zoals voorgesteld door Dick Timmer, waarbij iedereen een bepaald bedrag belastingvrij mag ontvangen, maar waarbij grotere erfenissen zwaarder worden belast, is een rechtvaardige maatregel. Dit zorgt ervoor dat de lasten van de belasting eerlijker worden verdeeld en dat de ongelijkheid verminderd wordt.

Verder, zoals Timmer terecht opmerkt, is het argument van dubbele belasting misleidend. Belastingen zijn immers een middel om bij te dragen aan het gemeenschappelijke goed, en het is niet ongebruikelijk dat geld meerdere keren wordt belast. Het is van belang om te kijken naar het cumulatieve effect van belastingen en de rechtvaardigheid ervan in de bredere context van de samenleving.

Kortom, het belasten van erfenissen en schenkingen is een rechtvaardige manier om de vermogensongelijkheid te verminderen en te zorgen voor een eerlijke verdeling van rijkdom. Dit draagt bij aan het algemeen welzijn en de stabiliteit van de samenleving, en het is de taak van de staat om dergelijke belastingen effectief en rechtvaardig te implementeren.

Mijn verzoek om verheldering

Hoe zou u in uw utilitaristische benadering omgaan met de mogelijke tegenargumenten dat een hoge erfbelasting de prikkel om te sparen en te investeren vermindert, en daarmee op lange termijn het algemeen welzijn schaadt?

Tweede reflectie

In het kader van het utilitarisme, dat gericht is op het bevorderen van het grootste geluk voor het grootste aantal mensen, is het essentieel om zorgvuldig de mogelijke gevolgen van een hoge erfbelasting te evalueren. De zorg die u opwerpt vereist een grondige analyse, waarbij zowel de directe als de indirecte effecten van beleid in ogenschouw worden genomen.

Ten eerste moet worden vastgesteld of de verlaging van de prikkels om te sparen en te investeren, veroorzaakt door een hoge erfbelasting, significant genoeg is om het algemeen welzijn substantieel te schaden. Hoewel het mogelijk is dat mensen minder geneigd zijn om te sparen wanneer zij weten dat een aanzienlijk deel van hun vermogen bij overlijden belast zal worden, moet dit effect niet overdreven worden. Mensen sparen en investeren immers niet alleen om erfenissen na te laten, maar ook om hun eigen levensstandaard te verhogen, om zich te beschermen tegen onvoorziene omstandigheden, en om hun kinderen tijdens hun leven te ondersteunen. Deze bredere motivaties blijven bestaan, zelfs bij een hoge erfbelasting.

Daarnaast kunnen mensen, in plaats van geld op te potten om door te geven aan hun nakomelingen, ervoor kiezen om hun rijkdom te investeren in ondernemingen, educatie of filantropie. Dergelijke investeringen kunnen ook bijdragen aan het algemeen welzijn en de economische groei stimuleren. Bovendien kan de overheid compensatoire maatregelen treffen, zoals belastingvoordelen voor bepaalde vormen van investeringen of spaarprogramma’s die gericht zijn op maatschappelijke baten, om de negatieve prikkels van hoge erfbelastingen te mitigeren.

Een belangrijke overweging is ook dat een meer gelijkmatige verdeling van vermogen kan leiden tot een stabielere en meer cohesieve samenleving. Minder ongelijkheid kan sociale spanningen verminderen en de algehele tevredenheid en het vertrouwen in de samenleving vergroten. Bovendien kan het herverdelen van rijkdom naar mensen met een hogere marginale consumptiegeneigdheid de algehele vraag in de economie verhogen, wat de economische groei stimuleert en op zijn beurt weer kan leiden tot hogere investeringen.

Naast deze economische voordelen kunnen de opbrengsten van erfbelastingen worden gebruikt om publieke diensten te verbeteren, zoals onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Dit kan het menselijk kapitaal vergroten en de productiviteit op de lange termijn verbeteren, wat wederom het algemeen welzijn ten goede komt.

Samenvattend, vanuit een utilitaristisch perspectief, lijkt het erop dat de voordelen van een rechtvaardigere en meer gelijkmatige samenleving, waarin iedereen betere kansen heeft, de mogelijke nadelen van enigszins verminderde spaar- en investeringsprikkels overtreffen. Het is van groot belang om een evenwicht te vinden waarin de prikkels tot sparen en investeren behouden blijven, terwijl de voordelen van een rechtvaardigere vermogensverdeling worden gerealiseerd. Zo kan een hoge erfbelasting, mits goed ontworpen en met de nodige compensatoire maatregelen, bijdragen aan het grootste geluk voor het grootste aantal mensen.

Mijn tweede verzoek om verheldering

Er kwamen veel ingezonden brieven bij de Volkskrant binnen naar aanleiding van pleidooien voor een hogere erfbelasting. Veel brievenschrijvers uiten hun zorgen dat de erfbelasting oneerlijk is voor mensen die hun hele leven hard hebben gewerkt om een huis te bezitten, dat nu wordt belast wanneer het wordt doorgegeven aan hun kinderen.

Hoe zou u vanuit het utilitarisme reageren op de zorg dat het belasten van bescheiden nalatenschappen, zoals een huis dat met veel moeite is afbetaald, oneerlijk is ten opzichte van mensen die hun hele leven hard hebben gewerkt? Hoe kunnen we de balans vinden tussen het bevorderen van het algemeen welzijn en het respecteren van de inspanningen en rechten van individuen die een bescheiden vermogen hebben opgebouwd?

Derde reflectie

Vanuit een utilitaristisch perspectief, dat streeft naar het grootste geluk voor het grootste aantal mensen, moeten we zorgvuldig de zorgen van individuen afwegen tegen de bredere maatschappelijke voordelen van belastingheffing. De zorg dat erfbelasting oneerlijk is voor mensen die hun hele leven hard hebben gewerkt om een huis te bezitten, dat nu belast wordt wanneer het aan hun kinderen wordt doorgegeven, verdient serieuze aandacht.

De cijfers die Dick Timmer aanhaalt uit 2015 en 2021 tonen aan dat erfenissen en schenkingen aanzienlijk bijdragen aan ongelijkheid. De hoogste één procent is goed voor 34 procent van het totaal nagelaten bedrag aan schenkingen en 18 procent van het bedrag aan erfenissen. In 2021 kwam de doorsnee nalatenschap uit op 33.000 euro, terwijl de gemiddelde waarde van een erfenis boven de 145.000 euro was. Dit betekent dat de grootste erfenissen echt heel groot zijn en voornamelijk bij de meest vermogenden terechtkomen.

Het voorstel van Timmer om iedereen gedurende zijn of haar leven een ton of twee belastingvrij te laten ontvangen en daarboven een fors, progressief belastingtarief te heffen, biedt een gebalanceerde oplossing. Dit voorstel erkent de inspanningen van individuen die hun hele leven hebben gewerkt om een bescheiden vermogen op te bouwen, door gewone erfenissen onbelast te laten. Tegelijkertijd zorgt een progressieve belastingstructuur ervoor dat grotere vermogens zwaarder worden belast, wat bijdraagt aan een eerlijker verdeling van rijkdom in de samenleving.

Behalve wat ik eerder argumenteerde kan een progressieve erfbelasting ook bijdragen aan een grotere economische mobiliteit. Kinderen uit minder vermogende gezinnen hebben vaak minder toegang tot middelen zoals goed onderwijs, gezondheidszorg en netwerkmogelijkheden, die essentieel zijn voor hun economische vooruitgang. Door grote erfenissen zwaarder te belasten, kunnen de opbrengsten worden gebruikt om gelijke kansen te bevorderen, waardoor iedereen, ongeacht hun afkomst, een eerlijkere start krijgt in het leven.

Wanneer rijkdom geconcentreerd raakt bij een kleine elite, bestaat het risico van economische stagnatie. De elite heeft mogelijk minder prikkels om hun rijkdom productief in te zetten, wat kan leiden tot minder innovatie en economische dynamiek. Een progressieve erfbelasting kan deze rijkdom herverdelen naar bredere segmenten van de samenleving, die een hogere neiging hebben om het geld te besteden en te investeren in nieuwe ondernemingen, wat de algehele economische groei kan bevorderen.

Hoge concentraties van rijkdom kunnen ook leiden tot onevenredige politieke invloed van de rijksten, wat de democratische processen kan ondermijnen. Door grote erfenissen zwaarder te belasten, kan de invloed van geld in de politiek worden verminderd, wat leidt tot een meer representatieve en responsieve democratie.

Vanuit een ethisch standpunt kan worden gesteld dat erfbelasting helpt om de nadruk te leggen op persoonlijke verdienste in plaats van op geërfde rijkdom. Dit kan mensen aanmoedigen om hun eigen capaciteiten en inspanningen te benutten om succes te behalen, in plaats van te vertrouwen op grote erfenissen, wat een meer meritocratische samenleving bevordert.

Samenvattend, het voorstel van Dick Timmer om iedereen een ton of twee belastingvrij te laten ontvangen, terwijl daarboven een progressief belastingtarief geldt, biedt een rechtvaardige en utilitaristische benadering. Het respecteert de inspanningen van individuen die een bescheiden vermogen hebben opgebouwd, terwijl het tegelijkertijd bijdraagt aan het bevorderen van het algemeen welzijn door een eerlijkere verdeling van rijkdom. Door de opbrengsten van erfbelastingen te gebruiken voor het bevorderen van gelijke kansen, economische groei, maatschappelijke cohesie, democratische processen en ethiek van verdienste, kunnen we het grootste geluk voor het grootste aantal mensen realiseren.

Klik hier voor meer uitleg over de totstandkoming van dit artikel.

Lees ook “Spinoza’s digitale erfenis: Turing-test van AI-personages”

--

--

Reflecties uit de Menagerie der Tijdloze Filosofen

De Menagerie der Tijdloze Filosofen gebruikt werken van grote denkers om moderne kwesties te verkennen en biedt zo nieuwe inzichten en perspectieven.